- alt
- alt〈älter, (am) ältest(en)〉1 oud♦voorbeelden:1 alles geht seinen alten Gang • alles gaat zijn oude, gewone gangdie Alte Geschichte • de Oude Geschiedenis, geschiedenis van de Oudheid〈informeel〉 der alte Meier • de oude Meier, Meier senioralte Meister • (schilderijen van) oude meestersdie alten Sprachen • de oude, klassieke talenauf, für seine alten Tage • op, voor zijn oude dager ist ganz der Alte • hij is helemaal de oude, niet veranderdalt an Jahren • oud van jaren, bedaagd〈informeel〉 aus Alt Neu machen • van oud nieuw maken, het oude als nieuw herstellenes bleibt alles beim Alten • alles blijft bij het oude〈economie〉 alt für neu • tegen dagwaarde, nieuwwaardeälter als seine Jahre sein • er ouder uitzien dan men isAlt und Jung • jong en oud, iedereen, ouden en jongen〈informeel; schertsend〉 alt wie Methusalem • zo oud als Methusalem, zeer oud¶ eine ältere Dame • een dame op leeftijdin alten Zeiten • eertijdsetwas alt kaufen • iets tweedehands kopen〈informeel〉 irgendwo nicht alt werden • ergens niet lang blijven
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.